Het is maandagavond rond een uur of 20.00 uur als mijn telefoon gaat.
‘Hallo mevrouw’, hoor ik een wat beverige stem zeggen.
Met enige twijfel in zijn stem vertelt hij wie hij is.
 
Hij is de zoon van de vrouw waarvan ik de uitvaart begeleid.
Ik heb hem deze week nog niet in levenden lijve gezien, wel op de familiefoto’s.
In soms wat ‘geheimtaal’ wordt er deze dagen over hem gesproken. Maar het is duidelijk dat ze dit liever niet met mij delen.
 
Hij vertelt in grote lijnen dat hij geen contact meer heeft met zijn familie, het hoe en wat precies, laat hij achterwege. Maar zijn belangrijkste vraag stelt hij na enige moeite wel; ‘mag ik haar nog één keer zien?’.
Pffff, dit vind ik een hele moeilijke. Wie ben ik om dat te bepalen, wie ben ik om dat te bespreken met het gezin waarbij de pijn van nu en het verleden zo ontzettend voelbaar is?
Ik zeg hem niets te kunnen beloven, maar zal kijken wat ik kan doen.
 
De volgende dag zit ik bij de familie met een knoop in mijn maag.
Ik wil het bespreken, maar er gaan zoveel gedachten door mijn hoofd; ‘kunnen ze dit er wel bij hebben, wat haal ik overhoop als ik ze dit vraag, moet ik me er wel mee bemoeien?’.
 
Dan denk ik terug aan de tijd dat ik bij de jeugdreclassering werkte.
Ik had een jongen in begeleiding waarbij het door omstandigheden helemaal mis ging. Zoon en moeder kwamen steeds verder van elkaar af te staan, gekwetst door elkaar, niet meer in staat om samen te zijn op welke manier dan ook.
De meest heftige woorden gingen over en weer, maar toch bleef de moederliefde bestaan.
Elke maand belde ze mij, niet om inhoudelijk te horen hoe het met hem ging, maar alleen te horen of hij nog in leven was.
Op deze manier bleef het hele kleine kwetsbare lijntje tussen hen bestaan.
Laatst sprak ik deze moeder en vertelde ze mij dat ondanks wat er allemaal gezegd en gebeurd is, ze weer contact hebben en ze zelfs een echte oma voor zijn kind mag zijn.
 
Met dit verhaal in mijn achterhoofd, snijd ik het onderwerp heel voorzichtig aan. Vooral omdat ik me realiseer dat wat er allemaal ook gebeurd is, het na deze week nooit meer overgedaan zal kunnen worden.
 
Heel even zie ik iedereen verstarren…ik heb meteen spijt dat ik het op tafel gelegd heb, maar dan zegt vader ineens; ‘het is goed, laat hem afscheid nemen’.
 
De dag erna sta ik samen met de zoon bij zijn moeder. Tranen lopen over zijn gezicht. Hij aait nog één keer over haar wang en loopt dan de ruimte uit.
 
Of het ooit goed komt, weet ik niet, maar misschien is er wel een heel klein zaadje van hoop gezaaid.