Ik ben gevraagd om langs te komen voor een voorgesprek. Meneer gaat overlijden en wil graag zijn wensen vastleggen.

Als ik bij het huis ben en aan bel, valt het bordje in het raam me meteen op; -Hier waak ik-.

 
Deze bordjes zie je tegenwoordig niet veel meer. Ik zag ze veel in mijn tienerjaren. Meestal waar ze grote Bouviers hadden, ik werd er altijd een beetje zenuwachtig van als ik zo’n huis binnen moest.

 

Als ik goed luister, klinkt deze blaf niet zo zwaar als die van een Bouvier. Ik haal opgelucht adem. Het zal vast een lieve gezinshond zijn, met baasjes die ervan houden om mensen een beetje af te schrikken.

 

De deur gaat open. ‘Kom binnen’, zegt mevrouw, ‘kijk de hond maar niet aan en geef mijn man maar geen hand, daar houdt onze hond niet zo van’.

Ojee!

 

Als ik binnen kom, zie ik meneer in een luie stoel zitten met zijn rechterhand op de kop van de hond. Hij ziet dat ik een beetje huiverig ben en probeert mij gerust te stellen; ‘je hoeft niet bang te zijn hoor, zolang je niet bij mij in de buurt komt, doet hij je niets’. Of dit nou echt geruststelt….

 

Twee maanden later word ik gebeld. Meneer is overleden. Ik rij naar het huis. Het bordje staat er nog steeds. ‘Hoe zou de hond reageren op de dood van meneer en op mij, als ik aan hem zit? Ze zullen hem toch wel aangelijnd hebben of in een andere ruimte?’, gedachten die door mijn hoofd heen gaan. Ik bel aan, maar hoor de hond niet. ‘Pfff, gelukkig, hij is er niet’. Mevrouw doet open en brengt me naar de kamer. Als we de kamer binnen komen, schrik ik eerst, om vervolgens te merken dat ik ontroerd raak van het beeld dat ik zie. De luie stoel heeft inmiddels plaats gemaakt voor een bed. Meneer ligt op zijn rug en boven op hem ligt zijn hond, met zijn snuit in zijn nek…

 

Drie weken na de uitvaart hebben we een nagesprek. Wederom hoor ik geen geblaf als ik aanbel. Blijkbaar is de waaksheid minder geworden sinds meneer is overleden.

Bijna vertrouwd voelt het, als mevrouw voor me opendoet. We lopen de kamer binnen. Het bed heeft weer plaats gemaakt voor de luie stoel, het plaatje lijkt bijna weer als vanouds, behalve dat meneer en zijn hond er niet meer zijn.

Waar is de hond? Dan vertelt mevrouw dat een week na de uitvaart de hond niet meer wilde eten en drinken, hij lag alleen nog maar in zijn mand, zacht kreunende geluidjes te maken en toen…op een ochtend heeft hij zijn oogjes gesloten en is hij zijn baasje achternagegaan.

 

Nooit gerealiseerd dat mens en dier zo’n intense band kunnen hebben, maar nu met eigen ogen gezien.