Bucketlist
Met knikkende knieën staat ze op en kijkt om zich heen. Terwijl de instructeur het tuigje van haar parachute los klikt, gaat haar blik naar boven de lucht in.
Met knikkende knieën staat ze op en kijkt om zich heen. Terwijl de instructeur het tuigje van haar parachute los klikt, gaat haar blik naar boven de lucht in.
‘Ze blijft maar vragen stellen over waar zijn lichaam nu is’, zegt de moeder van Roos aan de telefoon. Roos is zes jaar en heeft drie maanden geleden afscheid moeten nemen van haar vader.
Wel eens het gevoel gehad op de set van Debiteuren/crediteuren* rond te lopen?
Ik wel!
‘Mam, ik wil wél een kuhusss’, roept mijn dochter met drammerige stem als ik de deur uit loop. ‘Nee, bekijk het maar’, roep ik haar toe.
‘Hij is helemaal de kluts kwijt’, hoor ik zijn zusje zeggen aan de andere kant van de telefoon.
‘Wat trek jij eigenlijk aan op mama’s uitvaart?’, vraagt Anja aan haar zus Hester.
Het is twee dagen voor het afscheid.
Een zeer indringende, onaangename geur komt ons tegemoet als we voor de deur staan.
Ik heb een melding via de gemeente gekregen dat er een mevrouw in haar huis gevonden is.
‘Weet jij eigenlijk al hoe je zou willen dat je uitvaart eruitziet als het zover is?’, vraagt ze me terwijl ze een slok van haar thee neemt.
Het is 2.00 uur ’s nachts als ze wakker schrikt en voelt dat ze in haar broek heeft geplast. Direct daarna krijgt ze een verschrikkelijke kramp in haar buik en raakt ze volledig in paniek. Ze heeft niet in haar broek geplast, haar vliezen zijn gebroken en dat is foute boel bij 26 weken zwangerschap.
Terwijl ze het bed waarop haar man ligt weg ziet rijden de lange, hard verlichte gang door, op weg naar de operatiekamer, blijven zijn woorden door haar hoofd galmen: ‘Nee, dat wil ik niet.’
Het is zaterdag, einde van de middag en ik kom net terug van een uitvaart.
Ik open mijn computer, want ik moet mijn column voor deze maand nog schrijven.
Normaal gesproken heb ik meer dan genoeg stof om over te schrijven en type ik in één zucht een nieuwe column.
Maar dit keer niet.
“Als ik daar boven ben, geef ik je een teken”, zei hij. “Wel graag een helder teken, zodat ik zeker weet dat jij het bent en het geen toeval is. Dus niet in de vorm van een vlinder of zo. Gooi maar een kokosnoot voor mijn voeten neer.”
Ik kom de kleine woning binnen. Serge ligt op een bed midden in de huiskamer. Naast hem ligt een tekkel dicht tegen hem aangekropen.
Het hondje geeft geen kik als ik naar Serge toe loop om me voor te stellen en hem een hand te geven.
“Ik wist het, ik wist het!”, schreeuwt ze tegen haar man Dirk.
Kokend van woede loopt ze het huis uit. Pakt haar fiets uit de schuur en fietst weg. Doelloos fietst ze rond. Woedend is ze.
“We hebben je telefoonnummer van onze huisarts gekregen”. Even blijft het stil aan de andere kant van de telefoon. Dan: “mijn vrouw is uitbehandeld. We hebben drie kinderen en we hebben geen idee hoe we het moeten aanpakken. Kun je ons helpen?”
Het voelt vreemd als hij naar binnen loopt. Al dertig jaar is hij niet meer in dit huis geweest. Hij loopt door de gang.
Het is vaak op de derde dag dat mensen wat persoonlijkere vragen aan mij gaan stellen. Zo ook in deze familie.
“HOU NOU TOCH EENS OP!!!” schreeuwt Marion van achter de tafel naar de kinderen.
“Heb je het al gehoord? Mandy is nog geen 6 maanden dood en hij heeft alweer een nieuwe vriendin. En hij maar zeggen dat ze zijn grote liefde was. Nou, als je zo snel al iemand anders hebt, is dat dus gewoon onzin. Belachelijk!”
Het woord respect vind ik een heel lastige. Ik merk dat het woord te pas en te onpas gebruikt wordt. Zeker in de branche waarin ik me begeef.
Vaak lijkt het gebruikt te worden op het moment, dat iemand eigenlijk niet goed kan beargumenteren waarom iets gedaan of gezegd wordt.
Iedereen kent wel van die momenten waarop je ziet dat iets niet goed gaat en je niets anders kan doen dan afwachten en uit wanhoop toevlucht zoeken tot schietgebedjes.
Kan jij je zo’n moment herinneren?
De mijne weet ik nog precies.
Het einde van het Coronatijdperk lijkt eindelijk in zicht. Eerder heb ik al eens aandacht besteed aan dit onderwerp. Eigenlijk was ik van plan het er niet meer over te hebben. Gewoon negeren, kop in het zand en wachten tot het voorbij is.
‘Lieve Sem,
Wat een vreselijke tijd is dit hè schat, ik moet heel veel aan jullie denken. Je hebt het zo goed gedaan de afgelopen tijd, ook bij de uitvaart. Je bent zo lief voor mama en Amber, je kunt echt zien dat jij al een grote vent bent, de man in huis. Mama mag maar blij zijn met jou.
Ik ben super trots op je.
Dikke kus van tante Lies’
Terwijl ik in de huiskamer van het zorgcomplex sta te wachten, op de verpleegkundige voor de papieren, kijk ik rond.
Er zitten vier mensen in de huiskamer. Allemaal zwaar dementerend. Een man zit onderuitgezakt, slapend in zijn stoel.
Als ik binnen kom lopen bij het wooncentrum, word ik al opgewacht door een man. Hij is op leeftijd en even denk ik dat hij een bewoner is. Maar als hij zich dan voorstelt als Henk en al pratend over het overlijden van mevrouw, mij de weg wijst naar haar kamer, laat ik deze gedachte varen.
Waar mensen werken, worden fouten gemaakt. Kleine, grote, pijnlijke en grappige fouten.
Of je nou een hersenchirurg, een kassamedewerker of een uitvaartbegeleider bent, niemand is foutloos.
“Zo, nou dan hebben we dat ook weer geregeld”, zegt de man met een grote glimlach op zijn gezicht, nadat ik met hem en zijn 20 jaar jongere vriendin, ruim 2 uur heb gesproken over zijn naderend afscheid.
“Hoeven we alleen nog even de laatste zaken bij de notaris te regelen en dan kan ik rustig doodgaan.”
“Sofie, wil je een appel?”. “Nee, een banaan.”
Sofie van vier zit met haar papa en mama aan de keukentafel. Na het eten wordt er altijd fruit gegeten. Sofie kiest steevast voor een appel, maar nu niet, nu wil ze een banaan.
Het is een mooie lentedag.
Papa, mama, Ilse van 5 en Pim van 3,5 jaar zitten aan tafel een spelletje te doen.
Het is 19.00 uur, bedtijd voor de kleine Rens van 3 jaar. Normaal gesproken een heel gezellig en intiem moment.