Ik kom de kleine woning binnen. Serge ligt op een bed midden in de huiskamer. Naast hem ligt een tekkel dicht tegen hem aangekropen.
Het hondje geeft geen kik als ik naar Serge toe loop om me voor te stellen en hem een hand te geven.
 
“Moos is al 16 jaar, hoogbejaard en hartstikke doof en blind, dus waarschijnlijk heeft hij helemaal niet door dat je hier bent.”, verklaart Serge als hij me naar het hondje ziet kijken.
Hij vertelt dat hij het hondje destijds samen met zijn man gekocht heeft. Helaas is zijn man zes jaar geleden overleden aan een hartstilstand en sindsdien zijn zij onafscheidelijk met zijn tweetjes. Waar híj́ gaat, gaat zijn Moos ook. Vroeger trippelde hij speels achter hem aan, maar sinds een jaar of drie gaat dat niet meer en draagt Serge hem overal bij zich. Soms leidt dat ook tot problemen, omdat honden niet overal toegestaan zijn. Maar, zoals hij het zelf zegt, “als ze hem er niet bij willen, krijgen ze mij ook niet”. Gelukkig heeft zijn specialist in het ziekenhuis er geen problemen mee en smokkelt hij het hondje elke afspraak mee naar binnen. De arts heeft inmiddels een klein drinkbakje in zijn bureau voor hem klaar staan.
 
Hoewel ik eigenlijk kom om over de wensen van Serge rondom zijn uitvaart te praten, praten we vooral over Moos. “Hoe moet het nu straks verder met het oude beestje, wie gaat er voor hem zorgen?” In zijn omgeving is er niemand die zich aangeboden heeft om het hondje in huis te nemen en het asiel ziet hij ook niet zitten. “Zo’n oudje stop je toch niet in een asiel, dat is onmenselijk”,
De zorgen voor zijn Moos lijken groter, dan de zorg over zijn eigen naderend afscheid van deze wereld. “Het liefst neem ik hem met me mee, zodat hij voor altijd bij me blijft.”
 
Na enige moeite heb ik toch nog wat informatie van hem weten te krijgen over zijn afscheid. Het is niet veel, maar ik weet in elk geval dat het euthanasietraject binnen twee weken ingezet gaat worden, waar hij begraven wil worden en dat het heel klein moet zijn.
 
Precies twee weken later, rij ik in de namiddag naar het huis van Serge. Als ik binnenkom, zie ik hem liggen in hetzelfde bed, op dezelfde plek, maar zonder Moos. Ik kijk even om me heen, maar zie hem nergens. Samen met een vriendin van hem, leggen we hem in de wade die hij uitgekozen heeft. Als we klaar zijn, loopt de vriendin naar de vensterbank om iets te pakken. Het is een brief voor mij die naast een brandend kaarsje, een foto en een potje staat. Ik neem de brief aan en begin te lezen. Er staan kort nog wat aanvullende wensen beschreven, maar waar vooral mijn oog op valt is de laatste zin: “Vergeet Moos niet uit te strooien in mijn graf”. Dan kijk ik nog eens naar het plekje waar de brief stond.
 
De foto is een foto van Moos en het potje is zijn urn.
Serge en Moos, voor altijd samen…