“We hebben je telefoonnummer van onze huisarts gekregen”. Even blijft het stil aan de andere kant van de telefoon. Dan: “mijn vrouw is uitbehandeld. We hebben drie kinderen en we hebben geen idee hoe we het moeten aanpakken. Kun je ons helpen?”

Natuurlijk kan ik dat en zo maken we een afspraak voor nog dezelfde week.
 
Ik bel aan, de deur gaat open en ik word ontvangen door een gespannen man. Nog voordat ik hallo heb kunnen zeggen, steekt hij met een bevende stem van wal. “Ze gaat dus gewoon dood. Dood! Wat moet ik nu? Hoe pakken we het aan met de kinderen? Dit kunnen ze nooit aan! Ze zullen eraan kapotgaan! We zijn radeloos!” Voordat ik überhaupt kan reageren, gaat de kamerdeur open en daar staat een prachtige jonge vrouw van nog geen veertig in de deuropening. Ze heeft in eerste instantie iets sereens en engelachtigs, maar als ik langer kijk, zie ik hoe dun en fragiel ze is. Haar ogen hebben bijna geen glans meer en haar, waarschijnlijk ooit, mooie lange haar, heeft plaats gemaakt voor een kaal hoofd. Ze groet me en eigenlijk zonder echt op haar man te reageren, vraagt ze me verder te komen. Ze is duidelijk vermoeid en nestelt zich onder een deken op de bank. Ik ga in de stoel tegenover haar zitten en ook haar man komt erbij. Inmiddels heeft hij zijn emoties weer onder controle.
 
Vlak voordat we twee uur later afscheid nemen, worden de kinderen thuisgebracht. Een jongetje van zes, een meisje van acht en nog een jongen van elf. Die laatste windt er geen doekjes om: “Wat doe jij hier?”.
Ik stel me voor en praat nog even met de kinderen voor ik vertrek. Ik ben tevreden. Ik heb de ouders echt een stuk psycho-educatie kunnen geven over rouwverwerking bij kinderen en heb zelfs al een eerste kennismaking gehad met de 3 kinderen. Waarbij het duidelijk is, dat er ééntje is die mij liever ziet gaan dan komen.
 
In de weken die volgen, kom ik meerdere keren langs. Voor de ouders, maar vooral ook voor de kinderen. Twee van de drie willen heel graag met mij aan de gang. We praten, tekenen en spelen. Bij alles staat het aankomend overlijden en de uitvaart centraal. Ze zitten vol met vragen en gevoelens. Samen met hun ouders geef ik ze de ruimte om dit allemaal gedoseerd aan bod te laten komen. Inmiddels is het hoge woord eruit en wordt er redelijk ontspannen over gesproken: “Mama gaat dood”. Behalve door de oudste van de drie. Steeds als het onderwerp aan de orde komt, roept hij woedend: “Niet waar! Ze gaat niet dood! De dokters gaan haar gewoon beter maken. Jij moet je mond houden.”.
Toch blijft hij altijd bij ons in de buurt en verlaat hij nooit de kamer als ik met zijn zusje en broertje bezig ben.
 
Het gaat steeds slechter met haar en de dag van de euthanasie wordt bepaald. Iedereen is verschrikkelijk verdrietig. De dag voor de euthanasie kom ik nog één keer bij haar langs. Ook nu blijft de oudste volhardend: “Iedereen is gek, mama gaat niet dood, ze liegen allemaal.” Hij blijft bij zijn punt, alleen met het verschil dat de kracht uit zijn stem is weggevloeid en de realiteit echt doorgedrongen lijkt.
 
De volgende dag arriveer ik. Ik loop het huis binnen en zie hem staan in de gang. Hulpeloos en kwetsbaar. Onze blikken treffen elkaar. Hij rent naar me toe. Slaat zijn armen om mijn middel en zegt:
 
“Ze is dood, mama is dood.”
 
Noot: wil jij extra begeleiding voor je kind, bekijk dan: loteringenuitvaart.nl/kind-afscheid