‘Ze blijft maar vragen stellen over waar zijn lichaam nu is’, zegt de moeder van Roos aan de telefoon. Roos is zes jaar en heeft drie maanden geleden afscheid moeten nemen van haar vader.
Ze is overal bij geweest; het sterven, het in de kist leggen, het vormgeven van de uitvaart, het sluiten van de kist, de dag van de uitvaart en zelfs bij de invoer van de kist met haar papa erin, in de oven. Maar toch kan ze de link met de pot as die nu bij hen thuis staat niet leggen. ‘Ik krijg haar maar niet uitgelegd dat die as haar papa is, weet jij nog een manier waarop ik kan zorgen dat ze het gaat snappen?’, vraagt ze met een smekende toon.
Ik denk dat ik het wel weet en spreek met haar af om de volgende middag bij ze langs te komen.
Als ik de dag erop arriveer, zit Roos al voor het raam te wachten. Ze groet me vriendelijk en zonder dat haar moeder iets uit hoeft te leggen, begint ze meteen een honderdtal vragen op me af te vuren. De link tussen de uitvaart en mij is er in elk geval al wel. Nadat ik haar eerste serie vragen beantwoord heb, volgt de vraag waarvoor haar moeder mij gebeld heeft. ‘Waar is papa’s lichaam nu?’
Ik neem haar mee terug naar de week van de uitvaart. Vraag haar of ze zich nog kan herinneren dat we hem in de kist hebben gelegd en dat de kist uiteindelijk in de oven is gegaan. ‘Ja, in die hele warme soort pizzaoven’, beantwoordt ze mijn vraag. ‘Precies’, zeg ik, en terwijl ik de urn op schoot neem, vervolg ik, ‘en nu zit zijn lichaam dus als as in deze urn’.
Ze kijkt bedenkelijk naar de urn. ‘Maar hij zit toch in die kist?’.
Ik realiseer me dat er meer nodig is dan een woordelijke uitleg. Ik kijk om me heen en zie de openhaard. Ik vraag haar moeder of ze een doosje, een papiertje, stiften en een aansteker heeft. Ik leg Roos uit dat we de crematie na gaan doen, zodat ze straks precies weet waar papa zijn lichaam nu is. We beginnen met het namaken van zijn kist. Roos kleurt en tekent op het doosje, net zoals ze een aantal maanden geleden deed op de kist van haar papa. Als ze helemaal tevreden is met haar kunstwerk, vraag ik haar op het blaadje papa te tekenen. Ze maakt een mooie tekening van een mannetje en zet daarboven ‘papa’.
We rollen het papiertje op, stoppen het in het doosje dat nu een kist is en leggen hem in de openhaard. Voordat ik haar uit kan leggen dat de openhaard er iets anders uit ziet dan de oven, roept ze enthousiast, ‘Oh nou snap ik het, dit is eventjes de oven’. ‘Goed gezien’, zeg ik haar. Samen steken we het doosje aan en vat het doosje vlam. Terwijl het doosje langzaam weg smeult, vat ook het papiertje waarop ze papa getekend heeft, vlam. Zonder dat ik iets hoef uit te leggen, hoor ik Roos zeggen, ‘Nu gaat papa ook in het vuur’.
En zo zitten Roos, haar moeder en ik met zijn drieën op een rijtje in stilte naar het vuur te kijken.
Na ongeveer tien minuten is het hele doosje en het papiertje met papa in as opgegaan.
Ik pak de urn weer, maak hem open en laat de as zien. Roos is stil, haar blik strak op de urn gericht en zegt dan, ‘Mama, mag papa zijn as bij mij op de kamer staan’?