Het is 2.00 uur ’s nachts als ze wakker schrikt en voelt dat ze in haar broek heeft geplast. Direct daarna krijgt ze een verschrikkelijke kramp in haar buik en raakt ze volledig in paniek. Ze heeft niet in haar broek geplast, haar vliezen zijn gebroken en dat is foute boel bij 26 weken zwangerschap.

Als ik binnenkom bij het jonge stel, zitten ze met zijn tweetjes verslagen op de bank. Zij aan zij, totaal uitgeput voor zich uit starend. Ik condoleer ze met het verlies van hun kindje en ga tegenover ze zitten.
Ze hebben gekozen voor een wateropbaring. Op de salontafel staat een glazen bakje water met daarin het kleine baby’tje met het formaat van een mannenhand. Een klein kwetsbaar kindje die het niet gered heeft, maar helemaal compleet is. Alles zit erop en eraan.
Ze tasten volledig in het duister waarom de bevalling zich zo vroeg heeft aangediend en het kindje het niet gered heeft. Aan het lichaampje zijn geen opvallendheden te zien en de uitgevoerde obductie heeft ook geen helderheid gegeven.
 
Nadat ze me hun hele verhaal verteld hebben, vraag ik ze hoe hun kleine mannetje heet.
Philip is zijn naam.
En hoe ingewikkeld dat ook is in dit soort situaties, zeg ik, ‘gefeliciteerd met jullie prachtige Philip, wat zal hij ontzettend gemist worden.’
Even kijkt vader verward naar me op en begint dan te huilen. Philip zijn moeder kijkt naar haar kleine ventje in het water en zegt dan: ‘Je bent de eerste die het zegt, dank je wel, hij is de mooiste baby die er is, en hij heeft ons een papa en mama gemaakt.’
 
De volgende dag kom ik terug van de drukker met het kaartje. Het is een drieluik geworden. Aan de ene kant een mooie ster en prachtige tekst waarin ze vertellen dat hij overleden is.
Aan de andere kant een vreugdevolle bekendmaking van de geboorte van hun Philip.
 
De geboorte van hun papa- en mama-zijn.