Terwijl ik in de huiskamer van het zorgcomplex sta te wachten, op de verpleegkundige voor de papieren, kijk ik rond.
Er zitten vier mensen in de huiskamer. Allemaal zwaar dementerend. Een man zit onderuitgezakt, slapend in zijn stoel.

Twee andere mannen zitten aan tafel te lunchen, teruggetrokken in hun eigen wereld. Een vrouw loopt onrustig heen en weer te ijsberen met een pop dicht tegen zich aangeklemd.
 
Daar tussendoor loopt een verpleegkundige om elke bewoner de aandacht en ondersteuning te bieden die nodig is. Ik zie een heleboel liefde vanuit haar naar de mensen. Af en toe stelt ze een vraag, maar echt respons krijgt ze niet.
Terwijl ik daar sta te wachten, vraag ik me af hoe het leven zou zijn als je op dit punt aangekomen bent. Geniet je nog van het leven, van de kleine momenten die een dag aangenaam maken, van het bezoek dat langskomt, van de liefde en geborgenheid die je krijgt van de medewerkers? Ik heb werkelijk geen idee. Het lijkt me heel moeilijk en misschien wel onmogelijk om daar een antwoord op te geven.
 
Dan komt de echtgenote van de overleden man binnen lopen. Ze was nog even alleen bij hem op de kamer, maar nu komt ze de medewerkers bedanken voor hun geweldige zorg van de laatste jaren voor haar man. Ze is ontzettend verdrietig. Ze vertelde dat sinds hij hier woont, ze elke dag bij hem langs ging; hem hielp met eten, liedjes met hem zong, gewoon even bij hem zijn. Ze gaat hem zo ontzettend missen, ze had hem nog zo graag langer bij zich willen hebben. ‘Hij herkende me niet meer, maar hij voelde onze band nog wel, daar ben ik van overtuigd.’
 
Ik kijk naar haar en voel haar pijn. Ook al was er waarschijnlijk weinig meer over van wie hij was en wat zij samen hadden, het moeten missen van haar geliefde doet pijn, veel pijn.
 
Dan merk ik ineens dat de vriendin van de weduwe naast me is komen staan. Haar man woont ook sinds een paar jaar op deze afdeling. De twee vrouwen zijn vriendinnen geworden sinds hun mannen hier beiden verblijven. Ze is vandaag speciaal gekomen om haar bij te staan.
Samen staan we naar haar te kijken. En terwijl de weduwe haar hart uitstort bij een verpleegkundige, zeg ik tegen de vrouw naast me; ‘ik kan me voorstellen dat dit voor u ook confronterend moet zijn gezien de situatie van uw man.’
Waarop de vrouw mij haar man aanwijst, degene onderuithangend in zijn stoel en zegt op uiterst liefdevolle manier; ‘Zie je hem, dat is mijn man. Dat is toch geen leven meer. Niet voor hem en niet voor mij. Confronterend? Nee hoor, dat is het verkeerde woord. Jaloers, dat is het goede woord. Jaloers dat voor hen de zorgen over zijn.’
 
Tja…en dan realiseer ík me weer, dat elk overlijden voor iedereen andere gevoelens met zich meebrengt. Terechte gevoelens.