“Zo, nou dan hebben we dat ook weer geregeld”, zegt de man met een grote glimlach op zijn gezicht, nadat ik met hem en zijn 20 jaar jongere vriendin, ruim 2 uur heb gesproken over zijn naderend afscheid.

“Hoeven we alleen nog even de laatste zaken bij de notaris te regelen en dan kan ik rustig doodgaan.”

Zijn vriendin geeft hem een harde por, waarop hij haar liefkozend tegen zicht aantrekt.

“Het komt allemaal goed liefje, ook zonder mij komt het allemaal goed.”
 
Twee weken na dit gesprek word ik gebeld. “Goedemorgen, mijn vader is overleden en we hebben begrepen dat hij graag wil dat u de uitvaart regelt.”
 
Later die dag arriveer ik bij het huis van meneer en zijn vriendin. Tijdens het gesprek, twee weken geleden, leek er nog zoveel levenskracht in de man te zitten.

Dat het einde in zicht was, was onvermijdelijk, maar dat het op deze korte termijn is, is voor iedereen een onaangename verassing.
 
Als ik de kamer binnen kom lopen, voel ik direct een ijzige spanning. Zo ontzettend anders dan de warme sfeer die er destijds heerste toen ik het gesprek met meneer en zijn vriendin had. De manier waarop iedereen aan tafel zit, bevestigt dit gevoel. Aan de ene kant zit de vriendin van meneer en aan de andere kant zijn 3 kinderen.
 
Het gesprek dat volgt verloopt moeizaam. Eigenlijk komt het in het kort op het volgende neer: alles wat zijn vriendin wil, willen zijn kinderen niet en alles wat zijn kinderen willen, wil zijn vriendin niet.
Ik probeer voorzichtig de wensen van meneer naar voren te brengen, maar niemand luistert daar echt naar. Al snel volgen de verwijten over en weer.
Alsof iedereen mijn aanwezigheid vergeten is, zit ik daar aan tafel en aanschouw ik de strijd die gestreden wordt.
 
Drie weken na de uitvaart heb ik een eindgesprek met de vriendin van meneer. De kinderen willen hier niet bij zijn. Zij hebben geen behoeften aan een nagesprek, “stuur de factuur maar op, dan zorgen we dat die betaald wordt.”
 
Bij aankomst valt als eerste het bord ‘te koop’ op dat in de tuin staat.
Als we samen aan de thee zitten, vraag ik haar naar de status van de verkoop.

En nog voordat ik mijn vraag echt heb kunnen afmaken, ontploft ze bijna, “ze gooien me er gewoon uit, ik heb 6 maanden gekregen om te vertrekken.” Ze schreeuwt nog net niet.
Even ben ik van mijn à propos, maar weet dan een vervolg vraag te stellen. “Jullie hadden toch nog een afspraak bij de notaris?”
Ze kijkt me strak aan, “ja dat klopt, daar zijn we ook geweest. Het concept ligt klaar, maar het zetten van de handtekening, heeft hij niet meer gehaald.”