‘Lieverd, ga maar niet meer kijken bij opa.’, zegt oma tegen één van haar kleinkinderen, terwijl ze een arm om hem heen slaat. ‘Maar ik wil hem graag nog eventjes zien.’, fluistert hij terwijl we in de huiskamer zitten.
Oma kijkt hem aan, went haar blik vervolgens af, schudt haar hoofd en zegt, ‘nee, dat lijkt me geen goed idee, dat nare beeld zal je niet meer vergeten.’

 

Als alle kleinkinderen weg zijn en ik achterblijf met oma en haar dochters om de uitvaart verder vorm te geven, snijd ik het onderwerp nog eens aan.
Ik vraag oma wat de reden is, dat zij niet wil dat de kleinkinderen opa nog zien.
Ze zegt dat ze vindt dat kinderen geen dode mensen horen te zien, klaar uit!
 
Als ik toch wat verder doorvraag, vertelt ze het volgende;
Toen zij nog heel jong was overleed haar vader. Ze werd door iedereen bij hem weg gehouden. Kinderen werden in die tijd zelden betrokken bij een uitvaart.
Het was een boerengezin en haar vader lag in een aparte ruimte opgebaard. Het was hartje zomer, het huis was slecht koel te houden en er waren veel vliegen.
Omdat de behoefte om hem te zien groter was dan de strenge woorden van de familie, ging ze op de avond voorafgaand aan de begrafenis, toen iedereen al lag te slapen, stiekem naar hem toe……
En wat ze toen zag, heeft ze nooit meer kunnen vergeten…, haar vader in een te warme kamer met al die vliegen. Zoals je je voor kunt stellen, moet dit een vreselijk gezicht geweest zijn.
Oma is hierdoor getekend en wil haar kleinkinderen koste wat het kost beschermen.

 

En dit gebeurt, begrijpelijk maar helaas, heel erg vaak; kinderen die door volwassenen ‘beschermd’ worden tegen de aanblik van dode mensen. Bijna altijd komt dit voort uit een uitzonderlijke negatieve ervaring vanuit hun eigen verleden én het idee dat kinderen hiervoor te kwetsbaar en weerloos zijn. Maar is dat werkelijk zo?
 
Mijn advies; laat een kind* zijn/haar eigen grens bepalen. Zolang het ons als volwassenen lukt om het kind niet te pushen dan wel te beperken, zal een kind doen wat goed voelt en wat het aankan. Voor de één betekent dat gaan kijken, dichtbij zijn, soms zelfs aanraken, terwijl de ander ver uit de buurt zal blijven. En ja…een kind kan verdrietig, geschrokken of boos reageren, maar ipv ze te ‘beschermen’, moeten we ze begeleiden bij de te zetten stappen en hun emoties.

 

Als de kleinkinderen er de volgende dag weer zijn, zucht oma een keer diep, kijkt ze aan en vraagt, ‘wie wil opa nog graag zien?’. 2 van de 3 kleinkinderen staan op en samen met oma lopen ze, hand in hand, naar opa toe…..
 
* uitgaande van een ‘regulier’ functionerend kind en bij een goed verlopende opbaring