“HOU NOU TOCH EENS OP!!!” schreeuwt Marion van achter de tafel naar de kinderen.

Gek wordt ze soms van ze. Het eeuwige gezuig naar elkaar, het beter weten. Kim die Kees altijd net zo weet te raken dat hij rood van woede aanloopt en zelf de vermoorde onschuld speelt. Jacco die als hij zijn zin niet krijgt, weer eens stampvoetend naast haar staat, net zo lang totdat zij een uitbarsting krijgt.
En Herman? Herman trekt zich meteen terug in zijn studeerkamer. Van hem hoeft ze nu weinig te verwachten.
 
Op dit soort momenten verlangt ze stiekem naar de tijd die nog komen gaat. De tijd dat ze alle drie op zichzelf wonen en alleen op de leuke momenten samen komen. Ze lacht om zichzelf, want ze weet natuurlijk ook wel dat dat onzin is. God, wat kan ze genieten van die drie koters, maar oooh wat kan ze ze soms ook wel achter het behang plakken als ze elkaar de hele dag in de haren zitten.
 
Daar zit ze weer, aan diezelfde tafel van 30 jaar geleden. Kees met een knalrode kop, omdat Kim het niet eens is met de tekst die hij op de rouwkaart wil. Jacco die het eigenlijk niet eens is met de foto die gekozen is en tegen beter weten in blijft zoeken in zijn telefoon naar die ene, veel mooiere foto. Marion probeert te bemiddelen. Alle drie de kinderen net zo veel ruimte te geven, maar ze lijkt niet tot ze door te dringen. Ze valt stil, aanschouwt het drietal en realiseert zich dat er helemaal niets veranderd is. Het liefste wil ze schreeuwen. Schreeuwen dat ze hun koppen moeten houden. Dat ze nu toch volwassen zijn geworden. Gaat dit dan nooit anders worden? Maar dan ziet ze de uitvaartbegeleider zitten. Nee, toch maar niet.
 
Ze staat op, loopt de kamer uit en gaat naar de studeerkamer. Daar ligt Herman. Het ziet er sereen uit; Herman op de plek waar hij het liefste was. Omringd door zijn boeken. In het licht van de grote ramen die de kamer heeft.
Hij gaat er elke dag iets grauwer uitzien, maar de glimlach op zijn mond heeft hij nog steeds.
 
Marion schuift de stoel naast het bed en gaat naast hem zitten. Ze legt haar hand op de zijne, drukt een kus op zijn voorhoofd en zegt:
“Er is niet veel veranderd Herman. De kinderen ruzie en jij trekt je terug op je studeerkamer.”